woensdag 3 april 2013

Verwerkingsopdracht

Imaginair Reisverhaal


Sjaak en de bezemkast
Ergens in het centrum van Amsterdam, vlakbij de grachten, woonde een jongen. Een jongen die nogal maling had aan het leven om hem heen. Zeker ‘naar school gaan’ zat hem niet zo lekker. Sjaak de Wit was zijn naam. Op school werd hij ‘Slak’ genoemd. Simpelweg, omdat hij een hele trage jongen was en hij niet echt opviel. Elke ochtend vroeg op en weer naar die stomme school toe. Hij ging wel, maar er waren er maar weinig die echt doorhadden dat Sjaak aanwezig was. De leraren hadden zo hun meningen over Sjaak. Één van die leraren was meneer Van Loon. Deze manier was er helemaal niet van gediend dat Sjaak niks uitvoerde in de les. En op een dag was de maat vol bij meneer Van Loon. Hij viel uit het niets uit tegen Sjaak. Sjaak schrok ervan, want hij had zoiets zelden meegemaakt. Meneer van Loon was witheet en het ging van kwaad tot erger. Sjaak ging er ook vol tegenin en het werd er niet beter op daardoor. ‘’Waarom bestaan er kinderen zoals jij?!’’ schreeuwde meneer Van Loon. En dat was het moment waarop het Sjaak allemaal te veel werd en hij besloot het lokaal uit te rennen. Hij kon alleen maar denken: ‘’Weg van deze aardbol, ik wil hier nooit meer terugkomen.’’ Al de verplichtingen die Sjaak had, daar kon hij niet meer mee leven. Hij rende alle trappen omhoog, kwam bij de bezemkast, ging naar binnen en deed het licht uit. Hij zat op de grond in de bezemkast in het pikkedonker. Heerlijk vond hij dit. Hij was even ontvlucht aan het verschrikkelijke leven op school.
Er was nou zo een 3 kwartier verstreken en Sjaak vond het wel genoeg geweest in de bezemkast. Hij besloot om weer terug te gaan, de leraar te confronteren en gewoon weer door te gaan met het normale leven op school. Sjaak realiseerde zich dat hij eigenlijk geen keus had. En dan gebeurd er iets heel vreemds. Hij opent de deur en verwacht gewoon de gangen van school te zien. Maar schijn bedriegt. Het zijn helemaal de gangen van school niet, het lijkt er niet eens op! Sjaak knijpt zichzelf om even te testen of hij niet droomt. ‘’Au!’’ roept hij. Sjaak loopt de deur uit en beseft niet wat er aan de hand is.
Zoveel kleuren, zoveel mooie dingen. Een strakblauwe lucht en de zon die heerlijk op zijn gezicht schijnt. Het lijkt allemaal niet echt. Voordat hij nog kan genieten van het mooie uitzicht, wordt Sjaak besprongen door een aantal rare wezens. Hij weet niet wat hem overkomt en terwijl hij onder de rare wezens ligt, hoort hij ze tegen elkaar praten. ‘’Dit ziet er geweldig uit, het werd wel eens tijd voor een nieuw maaltje!’’ ‘’Nee!’’ schreeuwt Sjaak, ‘’Ik ben niet te eten!’’ Waarop  één van de wezens zegt: ‘’Dat zullen wij wel bepalen, raar schepsel dat je bent.’’ Sjaak is heel erg bang, bang dat dit het einde is van zijn leven. Opgegeten worden door wezens, waarvan hij niet eens van weet dat ze bestaan. Toch is dit wel het einde van Sjaak. De wezens hebben een geweldige avond en vonden mensenvlees toch wel het lekkerste vlees wat ze ooit op hebben. De avond eindigt en de leider zegt: ‘’Nu maar wachten tot die deur weer eens opengaat.’’

1 opmerking:

  1. Hey, Moos

    Ik vind je verhaal erg creatief! Er zit ook wat humor in en dat maakt het een stuk leuker. Het droge einde is ook wel grappig. Volgende keer kun je misschien een groter deel van de tekst besteden aan het reizen en de voorafgaande gebeurtenis wat korter beschrijven. Verder is het een prima verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen